Jacques Brel / Le Prochain Amour 1969

Le Prochain Amour 

Het is 21 juni 2000.
In een Gentse tuin gloeien enorme punten paella tussen flessen Trappist Oostmalle. Mijn zus is 53 geworden temidden van blije mensen, bloemen en kadootjes. De piano wervelt door de woonkamerramen over de gasten. De gesprekken zweven tussen leven en geven. Er is ook een moment van terugkijken: ons vader is maar 50 geworden, gesloopt door de aasgier van een baas. Daarna meer vertelsels over vreemde en verre belevenissen en over zonsondergangen tussen dood en wederopstanding.
In mijn Seatje tuf ik terug naar mijn Amsterdams appartementje, want over 12 uren moet ik weer aan de bak. Tradietiegetrouw verzacht ik het afscheid van mijn geboortestad met Brel als muzikaal gezel. In de tunnel onder de Schelde zweer ik-met de voorruit als getuige-nog vijf jaren en geen dag langer werken, want ik moet iets nieuws, zelfs als het gedoemd is om na 5 jaar te verdampen!

Het is 21 juni 2005
Ik zit op een kruk naast mijn pasgebouwde huis in Thailand: ik ben 61, een paar dromen armer en een banklening rijker. Geen verf, geen bloemen, geen paella, geen bezoek, geen piano, geen trappist maar op het erf een rest stenen, een hoop zand en de grijnzende betonmolen. Ik mompel tevreden...die eed achter het stuur heb ik gestand gedaan: geen dag te veel gewerkt. Het huis en het erf mogen dan wel kaal zijn, maar het geheim van mijn geluk hangt aan het hoofdeinde van mijn bed: het enkeltje naar Bangkok.

Het is 21 juni 2010.
De tuin gloeit weldadig in de tropenzon. De vissen dansen in de vijver tegenover het terras. Het regenseizoen doet de bloemen uit hun voegen barsten. De honden komen aangestormd uit de tempelpoort en doen -op weg naar het voer- de mango's zwieren aan hun zware lage takken. In de nadagen van de verkiezingen-via de ambassade- kijk ik via de schotel bij de bananenbomen naar tv5 monde. Ik monkel als een gepensioneerde Vlaamse Leeuw: ik heb gestemd op de winnaar. Vertelsels aan mijn rode ronde tafel. De gasten proosten op Bart de Wever met het op 1 na beste bier, het BeerLao uit Vientiane. In mijn derde vaderland mag ik 10 jaar terugkijken, het is inderdaad mijn nieuwe liefde en die is nog niet verdampt!

Le Prochain Amour uit Brels vijfde album 1961
Nong Khai 25 09 2011 RdS

Het Wielt en Wriemelt in mijn Thais straatje

Het wielt en wriemelt door mijn Thaise straatje.

De provinciale weg 212 van Nong Khai tot Pak Kaat is grotendeels tweebaans, bochtig, hobbelig en omzoomd door eetstalletjes en markten, tempels en scholen. En vooral gevaarlijk door de vele weggetjes naar de boerderijen in het achterland.
Ik dacht druk genoeg om rustig te rijden. Desondanks word je rechts en links tegelijk ingehaald door opgevoerde jankende brommers en rokende motoren van zogenoemde leninghaaien, die dagelijks afbetalingen ophalen bij winkeltjes en stalletjes.

In het dorp zie je ronkende brommers, zachtjes tuffend en stoppend voor de open deuren, voor een praatje. Als de bekende op het achtererf is, gevolgd door een blikkerige tuut. De ratelende oude modellen zijn steevast voor de kapster, maar sinds vorig jaar nemen de hijgende automaten veelal hun plaats in. Vooral op zaterdag bereden door ranke amazones, die hun lange wapperharen laten wassen en knippen.

De driewielers nemen een bijzondere plaats in. Ze zijn snel, wendbaar, brutaal en vaak vol marktbezoekers. De brede karossen met een motor van soms 150cc nemen meer ruimte in dan het fietspad en zijn daardoor vliegende ratelende obstakels. In de stad grommen ze door hun korte bochten de overstekende voetgangers naar de paden.

Voor zonsondergang komen de pronkers en ronkers. De ronkers komen naar de rivier en pruttelen hun gratis commentaar over de waterstand, de visvangst, het drijvende vuil, de kleur van de hemel boven Laos. Anderen zetten hun tweewieler aan de kant om te joggen. Het baantje keert vaak bij de tempel, dus een mooie gelegenheid om bij te kletsen over het weer, het buurtnieuws en de televisie. De pronkers zetten hun baby op hun schoot en rijden showrondjes langs de tempels, traagzaam genoeg om verrukte kreetjes en bewonderende glimlachjes op te vangen.

Het meest opvallend op zondagochtend is de Cycle Club Phon Phisai: in hun wit rood blauwe strakke shirts zoeven ze om zeven uur door het dorp op weg naar de abt om hem de zegen te vragen over hun dagtocht. Feitelijk is het de vereniging van de geslaagde city ondernemers, die een donatie verzorgt. Ik nam al menig jaloerse blik waar: de mensen weten dat dit soort fietsen hier niet te koop is. Ze kosten het fortuin van meer dan duizend euro.

Keuze te over: ratelen, racen, grommen, brommen, zoeven, ronken of pronken: het kan allemaal in mijn straatje tussen Road 212 en de oever van de Mekong.

Poejee Baan, ons dorpshoofd

Poejee Baan, ons dorpshoofd

Ik heb hier geen wekker nodig, want ons dorpshoofd heeft zijn luidspreker geplaatst op de watertoren van de tempel. Zes uur in de ochtend is mededelingen tijd. Na een  een loektoeng, een traag liefdeslied, vraagt hij getuigen van een inbraak, doet een verzoek om bij te dragen aan een kinderfeest, of herhaalt een oproep om mee te komen verven aan de dorpsboot.
Het is niet zo dat hij altijd vraagt, soms heeft hij ook iets uit te delen. Een huisapotheek aangeboden door het hospitaalbestuur, dekens voor alle 60plussers ter beschikking gesteld door de provincie, gratis bijscholing in het stedelijk centrum voor volwassenen onderwijs.
Vanmorgen klonk het bericht ongemakkelijk. Alhoewel er groot overstromingsalarm was afgekondigd voor de provincies langs de Chayo Praya, was de Mekong nog niet buiten zijn oevers getreden. Toch waren veel rijstvelden via zijarmen en kanaaltjes ondergelopen. De eigenaars van de beschadigde eigendommen, moeten duidelijk herkenbaar op de foto, hun schade aanwijzen. Over de wijze waarop de schadevergoeding moet aangevraagd worden volgt morgen meer om 6 uur.
De luidspreker sluit af-zoals gebruikelijk-in uptempo met moolam, dansbare muziek.

Les Feuilles Mortes / Yves Montand / Jacques Prevert

Vallende Blaadjes


Het begin van de herfst is bewogen in Thailand. Het einde van het regenseizoen nadert, maar de sporen van de heftige strijd tussen wolken, luchten en kruinen zijn alom tegenwoordig. De nachtenlange bliksemschichten, afgewisseld door de daverende buien op het afdak van de buitenkeuken vlak achter het slaapkamerraam, hebben mij vroeg uit bed gejaagd. Bij de tuindeur openen de honden een half oog: ga jij maar alleen, het is nog een uur voor zonsopgang, zie ik de gapende koppen denken.

Reeds bij de tempelpoort, is een hoop bladeren bedekt door een afgebroken tak van een wilde vijgenboom. De palmbomen hebben glanzendgroene kokosnoten afgestoten om ze door de wind te laten rollen naar het zes metershoge beeld van de Boeddha-bewaker aan de hoofdpoort. Door mijn lantaarnlicht gewekt, lijkt hij mij spottend aan te kijken: ooh buurman, wat doe je hier op dit goddeloze tijdstip?

Ik besluit onder mijn oranje paraplu op te schuiven naar de Mekong, het zompige pad naast het huis van de administrator vermijdend; je zakt er weg onder het gras of je glijdt mee met de zuigende klei. De strook beton, die naar de terrassen leidt van de rivier is groen en glibberig, de algen hebben zich overal genesteld. Staren naar de Laotische oever tot het ochtendgloren, dat is wat ik nodig heb om tot rust weder te keren.

Mijn telefoon piept, het is bijna halfzes uur in de ochtend, oeps, ook vergeten om die in de slaapstand te zetten. De rivier is grijs geworden, ik hoor vissen springen.
De boodschap luidt: wij hebben nu reeds 37500 wifi hotspots in Thailand. Het is opgehouden met regenen, het oosten begint al te gloeien.

Hoppa, naar huis voor koffie en twitter. Boeddha zal die dode bladeren wel opruimen, met een beetje hulp van de monniken.


* intro voor een Radio Weesp uitzending
 * album Paris Is Always Paris  1951 zang Montand tekst Prevert muziek Kosma

Oh ! je voudrais tant que tu te souviennes
Des jours heureux où nous étions amis.
En ce temps-là la vie était plus belle,
Et le soleil plus brûlant qu'aujourd'hui.
Les feuilles mortes se ramassent à la pelle.
Tu vois, je n'ai pas oublié...
Les feuilles mortes se ramassent à la pelle,
Les souvenirs et les regrets aussi
Et le vent du nord les emporte
Dans la nuit froide de l'oubli.
Tu vois, je n'ai pas oublié
La chanson que tu me chantais.

C'est une chanson qui nous ressemble.
Toi, tu m'aimais et je t'aimais
Et nous vivions tous les deux ensemble,
Toi qui m'aimais, moi qui t'aimais.
Mais la vie sépare ceux qui s'aiment,
Tout doucement, sans faire de bruit
Et la mer efface sur le sable
Les pas des amants désunis.

Les feuilles mortes se ramassent à la pelle,
Les souvenirs et les regrets aussi
Mais mon amour silencieux et fidèle
Sourit toujours et remercie la vie.
Je t'aimais tant, tu étais si jolie.
Comment veux-tu que je t'oublie ?
En ce temps-là, la vie était plus belle
Et le soleil plus brûlant qu'aujourd'hui.
Tu étais ma plus douce amie
Mais je n'ai que faire des regrets
Et la chanson que tu chantais,
Toujours, toujours je l'entendrai !

C'est une chanson qui nous ressemble.
Toi, tu m'aimais et je t'aimais
Et nous vivions tous les deux ensemble,
Toi qui m'aimais, moi qui t'aimais.
Mais la vie sépare ceux qui s'aiment,
Tout doucement, sans faire de bruit
Et la mer efface sur le sable
Les pas des amants désunis.

Oh ik zou zo graag willen dat jij nog dacht

aan de gelukkige dagen dat wij nog vrienden waren

In die tijd was het leven mooier

en de zon scheen feller dan vandaag

Dode bladeren worden bijeen geschept



je ziet, ik ben het niet vergeten

Dode bladeren worden bijeen geschept

zo ook herinneringen en spijt

En de noordenwind voert ze mee

de koude nacht van de vergetelheid in

Je ziet, ik ben het niet vergeten

het lied dat je voor me zong

Het is een lied dat voor ons lijkt gemaakt

Jij hield van mij en ik hield van jou

en wij tweetjes leefden samen

Jij hield van mij en ik hield van jou

maar het leven drijft hen die van elkaar houden uiteen

heel langzaam, heel stilletjes

En de zee wist op het strand

de voetstappen van de gescheiden geliefden



Dode bladeren worden bijeen geschept

zo ook herinneringen en spijt

maar mijn stille en trouwe liefde

glimlacht nog altijd en dankt het leven

Ik hield zoveel van je, je was zo knap

hoe wil je dat ik jou vergeet

In die dagen was het leven mooier

en de zon scheen feller dan vandaag

Jij was mijn liefste vriendin

maar wat moet ik met spijt

En het lied dat je zong

zal ik altijd, altijd horen



Het is een lied dat voor ons lijkt gemaakt

Jij hield van mij en ik hield van jou

en wij tweetjes leefden samen

Jij hield van mij en ik hield van jou

maar het leven drijft hen die van elkaar houden uiteen

heel langzaam, heel stilletjes

En de zee wist op het strand

de voetstappen van de gescheiden geliefden

La Biere / Jacques Brel

La Bière / Jacques Brel

Een vriendin vroeg me of ik geen spijt heb van de drastische keuzes in mijn leven. Je hebt gestudeerd in Gent, maar vertrok zonder familie en vrienden om te gaan werken in Amsterdam. Dertig jaar later heb je opnieuw alles en iedereen  achtergelaten en bent met een paar koffers naar Bangkok vertrokken. Ja,  beaam ik, het klinkt nogal radicaal, maar het waren geen oprispingen. Het is zoals met geboortes en overlijdens, gewonnen en verloren vriendschappen, groeiende en krakende liefdes. De ene keer zie je het zwierig aankomen, de andere keer is het een brokkelige geschiedenis of een zware hap, maar het is ook denken en delen, dralen en dromen.
Naar mijn gevoel ben ik jaren bezig geweest met de voorbereiding van elke keuze. Vanuit Gent was ik in lektuur, beeld en gedachte vaak in Amsterdam. Toen ik in Amsterdam het gevoel kreeg, dat ik genoeg gewerkt had, ben ik elke vakantie door Azie gereisd om te proeven en te zoeken.
Ik merk nu in Thailand, dat ik ongemerkt mijn mentale bagage, ook onder de arm had. Hoewel ik geen platen of cd’s meegenomen heb, klinkt in deze kamer vaak de vertrouwde stem van Jacques Brel en Willem Vermandere. En ja, een kast vol Hugo Claus,  aan de muur posters van Ensor en Permeke, iconen uit Cyprus, panoramafoto’s van de Hymalaya. En ik vergeet de souvenirs uit India, Sri Lanka, Nepal, Pakistan en Vietnam niet.
Het meest opvallende is het voorouderaltaar en het diploma van mijn vader bij de deur van dit tuinhuisje, waar ik elke dag een trappistje drink op het geluk niks te moeten missen, omdat ik alles heb.

Lentelied / Jan de Wilde

In mijn studententijd hoorde ik vaak de uitdrukking “een nieuwe lente, een nieuw lief ”...en het was voor velen een rake omschrijving van het zestiger jaren gevoel waarin San Francisco de bloemenhoofdstad van de liefde was.

Maar ik was zo stom om meer aandacht te hebben voor Marx en Lenin, voor Mao en Trotsky...en dat was net zo aantrekkelijk als frieten zonder mayonaise in de mensa.

Het was pas tijdens mijn eerste job, dat ik ontdekte dat ik meer geleerd had door politiek activisme in Gent dan door te luisteren naar proffen.

Ondertussen had ik nog geen lief, laat staan dat ik er jaarlijks een versleet, maar uiteindelijk ging de lente dan toch kriebelen en kroelen en kon ik beginnen met het echte leven, soms met maar vooral ook veel zonder lief.

Marx en Engels, Mao en Trotsky heb ik snel afgezworen, de collegezalen verruild voor boeken en twitter...en de achterstand in de liefde opgehaald in Thailand.

Lentegevoel is voor mij terugkijken, niet verlangen naar een nieuw lief, maar nagenieten van oude liefdes, al zijn zijn sommige inmiddels verworden of verworpen.

Wanneer de monniken reciteren in de tempel naast mijn huis, denk aan de gregoriaanse muziek die klonk in de sixtijnse kapel.

Wanneer Kaddafi wauwelt over de gekke Sarkozy, denk ik aan de griezels die het communisme heeft voortgebracht.

Wanneer de lente openbarst denk ik aan de vele bloemen die ik heb mogen plukken tijdens zomers van leven en liefde.



Taaie Thaise Taal

Een van de eerste woorden, die ik in Thailand hoorde was Farang, in het noorden uitgesproken als Falang.
Farang is de vrucht die wij guave noemen. Als een grote groene appel met pokdalige schil. Lichtelijk bitter. Van binnen maagdelijk wit. Veel pitten in de kern. Op de markt is de Thaise falang verkrijgbaar onder 1 euro per kilo=drie of vier stuks: "Pen Sitong". Falang is ook de naam en de aanspreektitel van buitenlanders met een witte huid. Zelfs na 6 jaar permanent in de tropen, wordt ik nog geregeld nageroepen: "allo falang". Ik reageer daar niet op.
Een inwoner van Taiwan is dus geen falang. Er werken tienduizenden Thai in Taiwan, niet alleen in fabrieken voor electr(on)ische spullen, maar in de bouw, bijvoorbeeld aan de metro van Taipeh.
Vandaag zag ik voor het eerst "Taiwan Kimdjoe Farangs": in de Makro van Nong Khai. Groter, sappiger, minder zaden, milder en witter dan de Thaise; ook 25 Bath per kilo.
One serveerde ze bij haar eigen recept voor curry met mexikaanse bonen ipv van pindanoten. Ze wenste me " Good appetite my Taiwanese Farang". Je maintiendrai...of toch maar Bon appetit?

J' attendrai le jour et la nuit / Dalida / *

Ik zal dag en nacht op je wachten

De vergadering van de Vlaamse Studenten Vakbond eindigde in wrange verhalen over despotische dekanen en patserige professoren. Ook toen al vond ik vergaderingen vervelend. Maar de beloning mocht er zijn, met de Gentse groep naar mijn eerste kelderconcert.
Het zaaltje in de Brusselse Marollen spuwde welriekende rook naar de afdalende binnenkomers. Teruggetrokken achter een pilaarvormige actieleider, zwom ik in de muziek, vollopend met droom en drang.
Verzoeknummers welkom, zei de presentator. Ik schrok wakker en riep meteen "J´attendrai". Ik had het Dalida horen zingen op de lange golf van Radio Europe. De saxofonist zette donker in, bijna rochelend als haar vertolking van Gigi l´amoroso. Ook al zo een weemoedig lied over de terugkeer van haar ontrouwe maar o zo tedere geliefde.
Een lief leven later, kijk ik vanaf mijn hometrainer naar de tv, een schitterende docu over Jimmy Rosenberg, een tragische telg uit de muzikale zigeunerfamilie. Net zoals zijn verre neef Django Reinhardt, een hemels improvisator.
Onder de strepen van mijn strakke wenkbrauwen, kleuren mijn ogen nat. Mijn ogen reageren vochtig, mijn benen vallen stil. Waarom begin ik half te happen naar oude zuchten? Misschien om het verlies van mijn onschuld, misschien omdat ik het wachten heb opgegeven?

* intro voor een Radio Weesp uitzending

Chance da't regent / Willem Vermandere / *

In een vorig leven liep ik 's ochtends van de VU naar metrostation Amstelveenseweg. Toen was regen een kleine hindernis, een rode paraplu, een zwart regenpak, een stormhoed, een grom.
Maar aan de oever van de Mekong heb je chance da't regent, want het is een goede reden om niet te jagen naar een kantoor zonder oor: de zompige paden, de zwalpende brommers, de glijdende auto 's, allemaal zaken die je beter de blik doen richten op de mistige rivier.
Terwijl de monniken om 6 uur door de tempelpoort schrijden voor hun dagelijkse tocht met de bedelnap, rol ik pal ertegenover mijn het hek open en volg met de honden langs de oever. Na de nachtelijke bui is de gewijde grond een immens veld van bloemen takken en blaadjes. Daartussen krioelen vliegen, mieren, slakken en rupsen. Zonder aankondiging breekt de lucht open door de snijdende zon, die de groene en blauwe daken doet oplichten aan de Laotische overkant. De vissers brengen hun vroege buit naar de oever. De eerste kooplui varen naar de markt aan de Thaise zijde. De waarzegger aan de voet van de 36 meter hoge goudkleurige Boedda, glimlacht naar zijn eerste klant van de dag.
Dampen stijgen op tussen de spinnedraden, die de struiken verbinden met de reuzevoeten van de Boedda. Purperen trossen bloemen stralen er kleur heen, waardoor het lijkt alsof de Heilige Monnik op klompen loopt. In de tempelmuren zijn openingen waarin de as bewaard wordt van de voorouders. Die nissen worden afgesloten door een portret van de overledene. Het lijkt een boodschap voor de wandelaar: leef je leven, je hebt er maar 1 tot Grote Gouden Broer je roept! Ik fluit de honden terug voor een ontbijt met liedjes van Willem Vermandere, want we hebben Chance da 't regent.
 
* intro voor Radio Weesp uitzending

Quand on n'a que l'amour / Jaques Brel 1957 *

Quand on n’a que l’amour

Indien je alleen maar de liefde hebt als bestaansmiddel, zo zingt Brel, dan kan je vele hindernissen overwinnen, ja, kan de wereldbol zelf liefde schenken. Ik weet niet of Brel ooit in Thailand gezongen heeft, maar ik weet wel waarheen mijn gedachten zouden zweven tijdens zo een concert.

De glimlach mag dan Thailands herkenningsteken zijn, ook liefdeloosheid is hier een sterk merk.

Ik zie het in de duizenden massagesalons in Bangkok, die verkooppunten zijn voor heel wat meer dan het gevleugelde handwerk. Ik voel het aan de blik van de ontelbare vrouwen, die noodgedwongen hun kleinkinderen opvoeden met een minimum, omdat hun papa en mama geen geld meer sturen uit betere oorden. Ik merk het aan diegenen, die slachtoffer geworden zijn van bruut geweld, maar vaststellen dat de daders vrij rondlopen omdat ze wel geld hebben.

Ik woon inmiddels zes jaar in dit Theater Van De Glimlach. Ik geniet ondertussen van de voorstelling, die Thailand genoemd wordt.

Maar ik wou dat ik de sjiekste stoel van deze voorstelling in Bangkok kon betalen met de liefde als betaalmiddel.

* intro voor een Radio Weesp uitzending

Au Printemps / Brel *

AU PRINTEMPS Jacques BREL*

Lente aan de noordoostelijke grens van Thailand met Laos betekent dat je rond de middag de ventilatoren inschakelt, na hun winterslaap. De vrachtwagens met rijst kruipen over de landwegen. Na de oogst gaan veel boeren werken als bouwvakker. In februari stijgt de middagtemperatuur boven de 27 graden; dat wordt door velen beschouwd als een werkbare grens voor zware arbeid in open lucht.

De verkeersagenten pakken hun zonnebrillen op, om boetes uit te delen zonder bonnetje. Dorpspolitiekers laten zich rondrijden met rode zwaailichten in witte taxibusjes: afhankelijk van hun pikorde in de karavaan van de corruptie zijn het blikkerige Nissans, geblokte Toyota 's of bazige 6 cylinders van Volkswagen.

De monniken dragen in de winter-door familie en vrienden gebreide oranje mutsen-tijdens hun ochtendlijke bedeltocht. Vanaf maart, zie je hun geschoren schedels weer glanzen in de opgaande zon en klinken hun ontbijtgezangen vrolijker. Ineens-onaangekondigd-schittert de pagoda als een gouden wijzer door mijn slaapkamerraam. Dan pas ontluikt voor mij de lente en de lust in Phon Phisai.
 
* intro voor Radio Weesp uitzending van het derde album van Brel uitgebracht in 1958


(weder)Geboorte (in Thailand) / Willem Vermandere *

Op mijn 25ste liep ik nachtenlang door Gent te struinen, in mezelf babbelend over mijn onnavolgbare dromen, uitdijende plannen en sterrenplukkende toekomst.

Op mijn 25ste zei ik tegen mijn mama, dat ik meer van de wereld wilde proeven en naar Amsterdam wou om te leren en te werken.

Het is goed jongen, zei ze, ik zal je komen bezoeken. Prachtig mama, ik zal u opwachten in het Centraal Station.

Op mijn 60ste dwaalde ik in de navel van Amsterdam en constateerde dat vuile kanalen mijn dromen doorkruist hadden, dat de pukkels van het leven mijn idealen gemuilkorfd hadden, dat de prikkels van de werkelijkheid over kromme paden kropen.

Op mijn 60ste kon ik niet meer tegen mijn mama zeggen, dat ik genoeg geproefd had, want ze zat hoog boven Gent en Amsterdam, buiten gehoorsafstand- zo dacht ik.

Op mijn 66ste schrijd ik door een tempel aan de oever van de Mekong, zwevend tussen verwondering en verbeelding, tastend tussen vroom en wrang gemonkel.

Op mijn 66ste voel ik dat mama mij al 25 jaren niet meer komt bezoeken, maar dat er geen dag begint zonder zachte hand tegen de bel van de Boeddha, dat er geen avond verdampt zonder het prevelement "Santa Maria".

*intro voor een Radio Weesp uitzending

Mijn doodgewoon Thais straatje aan de Mekong

Mijn straatje is nog geen 300 meter lang, het verbindt de Mekong met de provinciale weg van Nong Khai naar Pak Kaat. Toegegeven, het is een fraai gezicht om de snelstromende rivier, die hier een kilometer breed is, als het ware te zien opstijgen uit het straatbeton, dat lichtjes stijgend, abrupt afbreekt naar de koude diepte. De felle middagzon, doet de overkant-Laos-ineens herleven in de hoofden van de watertoeristen. De meeste bewoners van deze streek-Isaan genoemd-weten dat hun voorouders er geboren zijn.

Ten gerieve van de vissers, zwemmers en bezoekers van het jaarlijkse Naga Fireball Festival, heeft mijn buurman, de abt van de tempel, trappen en terrassen aangelegd: het grootste gedeelte van het jaar kan je 9 groepen van 9 treden zien. Nu zijn er slechts 2 groepen van 9 zichtbaar.

Maar is dit voldoende reden om het watertoerisme in mijn straatje op gang te brengen? Een oude monnik zit op 1 van de zeven terrassen te vertellen, hoe hij vroeger als burger in dienst van het Amerikaanse leger in Laos had gewerkt. Ik zie de ogen van de luisteraars over de andere oever glijden, alsof ze op zoek zijn naar een vorig leven, toen de koningen van Laos nog belangrijk waren.

Ik ken het Thaise woord voor heimwee niet, maar zou de machtige Mekong schepen vol herinnering dragen?

La Chanson des Vieux Amants / Jacques Brel


Intro voor een luisterlied.

Het is 7 uur in de avond. De rode zon is al een uur gaan slapen boven Laos. Radio Phon Phisai meldt dat het 30 graden is, windstil en droog. De Thaise driekleur en de vlaggen met het wiel van de Wijsheid, symbool van het Boeddhisme, heb ik aangevuld met drie Leeuwen boven de watertoren: de Vlaamse, de Schotse en die van Wales. Veel Thai laten ook het koninklijke geel en blauw wapperen. Er wordt mij geregeld gevraagd of ik van Thailand hou. Het is niet mogelijk om dat niet te doen, vind ik. Maar als republikein heb ik zo mijn sobere ideetjes over het royale zoet en zuur.

In de tuin heb ik lichten geplaatst bij een houtsculptuur ,een wortel van een eikenboom, die rechtop geplaatst ruim 2 meter hoog prijkt. Door de kleurkeuze kan je er het silhouet van de Reus van de Rivier in zien. De rots met vijvertje vangt de gloed van 7 kaarsen.  Straks schuiven de honderden bootjes met kaarsen of waxinelichtjes over de grensrivier die uit de Tibetaanse bergen komt en de zee kiest in Vietnam.

Aan de Laotische kant  stijgen veel rode vuurballen op naar de volle maan.
Duizenden bezoekers stromen door mijn straatje 9 naar de tempel Wat Luang, die gebouwd is op de oever van de Mekong. Behalve de feestgangers die aangeleverd worden door bussen, driewielers,  brommers en trucks, is de straat dichtgesnoerd door stalletjes, die alles aanbieden dat een lust is voor oog en keel; van huisvlijt tot brandewijn, van matjes tot vuurpijlen.

Een kennis heeft mij gevraagd of hij een stalletje voor mijn huis mag plaatsen. Dat houdt in dat de groep stroom mag gebruiken en de badkamer van het gastenhuis kan bezoeken. Ik kreeg de eerste pannenkoek aangeboden, krokant flinterdun, opgesierd met kokos en ander zoet.

Ik ben een gelukkig man met mijn nieuwe Thaise liefde. Maar de vorige minnaressen zijn nooit ver weg. Hoe goed Thailand ook is voor mij, ik mis soms de dynamiek van Amsterdam, de verleiding van Kathmandu, de dromen van Gent, de bubbels van Bali, de avonturen van Parijs, de beerputten van Peshawar, de puinhopen van Marrakesh of de rotzooi van Hanoi.
Ik geef toe, ik was een verwend reiziger, ik mocht vele liefdes kennen. En ja, ik ben een oude minnaar geworden.